Artikelen getagd met Leeuwarden

Huwelijksproblemen Ynse en Ritskje

Dit is een vervolg op de fragmentgenealogie Van der Veen / Van der Feen die als bijlage het vorige bericht is gevoegd, klik hier.

Ynse van der Veen (onder II-a nummer 3 pagina 3 en 4 in die bijlage) uit Leeuwarden werd  op 14 mei 1773 geboren als zoon van Reinder van der Veen en Titia van Campen.  Hij trad op 17 juli 1796 voor het eerst voor het voetlicht als kapitein van de Kweekschool Jonge Artilleristen in Leeuwarden. In een advertentie in de Friesche Courant, “in het tweede jaar de Bataafse vrijheid”,  werden jongelingen tussen de 12 en 18 jaar opgeroepen om zich aan te melden voor exercitie en het zich kundig maken in de “voor ons Land zo nuttigen taak als die der Artillery”. Ynse had zich dus aan het Bataafse gedachtengoed verbonden.

Ynse werd koopman en ging zich bezighouden met het woningaankleding. Hij startte een winkel in interieur- en behangartikelen, verkocht verfwaren, was “fabriquer van Vriesch groen”, waarschijnlijk verf met een kenmerkende groene kleur. Op 20 augustus 1797 trouwde hij met Ritskje, een dochter van de reeds overleden notaris Jan Nieuwenhuis en  van Trijntje Ruitinga. Het was een “moetje”, Ritskje was toen al in verwachting. Voordat een huwelijk kon worden gesloten moest het eerst drie keer worden geproclameerd. Dit om aan belanghebbenden de gelegenheid te geven eventuele bezwaren te uiten. Nadat het huwelijk van Ynse en  Ritskje voor de eerste keer was geproclameerd was Ynse ’s avonds laat brutaalweg naar zijn aanstaande schoonmoeder toegegaan en had maar liefst duizend gulden geëist. Als hij dat niet zou krijgen, zou Ynse de voortgang van de proclamaties stopzetten. Aanstaande schoonmoeder Trijntje weigerde, waarop Ynse doorgaf aan de stadsbode Bonnema dat hij afzag van het huwelijk.  Ynses moeder bemiddelde echter en men werd het weer eens. Het huwelijk kon toch doorgaan. Ynse en Ritskje hadden afgesproken dat ze tot mei 1798 bij Ritskjes moeder in huis zouden intrekken. Aldus gedaan, maar op de eerste dag na de huwelijksdatum had schoonmoeder Catharina al tegen Ynse gezegd dat hij in het vervolg ’s morgens vroeg het huis moest verlaten en daar niet eerder dan ’s avonds na tien uur mocht terugkomen.

Dat kon niet goed blijven gaan, de zaak escaleerde. Op 1 november 1797 werd Ynse door zijn zwager Heert Kingma, getrouwd met schoonzuster Doetje Nieuwenhuis, in elkaar geslagen en voelde zich daardoor gedwongen te vluchten uit het huis van zijn schoonmoeder, waarna hij zijn eigen huishouding begon. Overigens zonder zijn vrouw die bij haar moeder bleef wonen. Ynse praatte met zijn vrouw, ging naar het huis van schoonmoeder maar werd niet binnengelaten, schreef een brief en deed allerlei pogingen om Ritskje naar zijn eigen huis te halen. Hij had al eens tegen zijn schoonmoeder gezegd dat zij zich niet met zijn huwelijk moest bemoeien:  “het is mijn vrouw, ik ben daar meester over”. Het baatte hem niet. Zo langzamerhand was er sprake van vijandschap tussen hem en zijn schoonfamilie. Ynse schold zijn schoonmoeder, de notarisweduwe,  uit voor “dou blixem”, nadat ze weer eens ruzie hadden. De familie Nieuwenhuis zag Ynse als een bullebak die zijn vrouw zeer onheus bejegende, bedreigde en grote angst inboezemde. Eenmaal had Ritskje toegezegd toch bij hem te komen wonen. Die toezegging was echter al heel gauw ingetrokken. Bovendien zou Ynse volgens zijn schoonfamilie ook nog eens in een kot of hol in de Driedaalderssteeg wonen. Dat was zeker geen plaats voor de dochter van een notaris. Ynse gaf echter aan een keurig huis te hebben  gehuurd dat zeker naar de zin van Ritskje zou zijn. Maar de schoonfamilie stookte volgens hem Ritskje zodanig op dat ze helemaal verblind was voor zijn goede bedoelingen.

Uiteindelijk kwam Ynse tot de erkenning dat het geen zin had te proberen zijn echtgenote bij zich in huis te krijgen en hij vroeg seclusie (scheiding) aan bij het Hof van Friesland wegens kwaadaardige verlating. Dan zou hij kunnen hertrouwen. Ritskje verscheen helemaal niet tijdens dat eerste proces. Maar ….., Ynse kreeg toch nul op het rekest van het Hof, zijn verzoek werd op 29 maart 1803 afgewezen.

Die uitspraak kreeg een vervolg. Als hij niet mocht scheiden dan wilde Ynse dat Ritskje bij hem in huis zou komen wonen. Weer ging er een verzoek naar het Hof. Ynse liet getuigen opdraven, meest oude buren, die aangaven dat hij een beminnelijk man was. De familie Nieuwenhuis zag het anders, Ynse was een bullebak. Ritskje had nog wel het aanbod gedaan om dan maar te scheiden van tafel en bed. Zuster Femkje Nieuwenhuis legde een verklaring af over kwaadaardige verwijten, hoon en smaad die Ynse aan Ritskje had toegebracht en dat hij  haar bovendien bedreigde met vreselijke bewoordingen en gebaren. Zo moest Ritskje ’s nachts zelf wel het bed uit vluchten om aan Ynse te ontkomen. Moeder Trijntje alias Catharina vertelde hetzelfde verhaal. Ze had gedreigd de ratelwacht of andere assistentie in te schakelen als Ynse niet ophield haar dochter te bedreigen en te intimideren. Volgens Catharina Ruitinga had Ynse zelf haar huis vrijwillig verlaten. Ook deze keer ving Ynse bot bij het Hof, zijn verzoek werd opnieuw afgewezen. Ritskje hoefde niet bij Ynse komen wonen en de door hem zo gewenste huwelijksplichten te vervullen. Ritskje verliet op 12 april 1804 het huis van haar moeder en begon in Garijp een winkelnering. Begin januari 1805 deed ze daar aangifte van diefstal van doek uit haar winkel en van trijp, een dure stof, gemaakt van geitenhaar. Ze kon de diefstal niet verklaren. Zou Ynse misschien …? Maar dat laatste staat niet in de aangifte.

Intussen gingen de zaken van Ynse ook door. In 1802 adverteerde Ynse met nieuwmodisch papieren behang, hij woonde toen op de Vleesmarkt aan de Nieuwe Pijp in Leeuwarden. In maart / april 1807 adverteerde hij met fitriool-olie omdat hij had uitgevonden dat je hierdoor “het Weder uit de glazen” kon krijgen en met zijn uitvinding waarbij je van één pond was twee kon maken en ook hoe je een soort stijfsel kon maken waarmee je kon wassen en het resultaat zou beter zijn dat bij het wassen met groene zeep.  Hij woonde toen op de hoek van de Nieuwe Steeg in Leeuwarden, hetzelfde adres als in 1802. In de laatste jaren lardeerde hij zijn advertenties met zinspreuken.

advertenties Ynso van der Veen

Het was allemaal zeer teleurstellend afgelopen voor Ynse, hij had zijn liefde voor Rikstje geuit, zijn goede wil betoont, er alles aan gedaan om Rikstje thuis te krijgen en nu dit, volgens Ynse althans. De laatste uitspraak van het Hof was op 27 oktober 1806. Daarna ging het bergafwaarts met Ynse. In april 1807 waarschuwden door het Hof van Friesland aangestelde curatoren, waaronder zijn broer Feico, al om geen zaken meer met Ynse te doen, het Hof van Friesland had hem op 14 april 1807 de administratie over zijn goederen ontnomen. Op 4 mei van dat jaar verkochten die curatoren al zijn bezittingen in een boelgoed. De winkel stond zoals eerder geschreven op de hoek van de Nieuwe Steeg aan de Vleesmarkt (de tegenwoordige Nieuwestad). Maar op 7 of 8 juli 1807 kreeg hij van het Hof alweer de vrije administratie over zijn goederen terug. Half juli 1807 verbleef hij in “De Ster” bij de Hoeksterpoort ten huize van de kastelein H. Westra. Eind juli 1807 had hij alweer een winkel, nu in de Grote Kerkstraat naast het postkantoor en adverteerde in de Vriesche Courant met verf en behang. Niet lang daarna, op 22 november 1807, overleed hij  in Bakkeveen en werd begraven in Duurswoude. In Bakkeveen woonde nogal wat familie, misschien heeft hij bij hen zijn heil gezocht. In 1810 is er al weer sprake van de gerepudieerde boedel van Ynse en van een curator die de zaken afhandelde. Het was Ritskje zelf die de boedel van Ynse had gerepudieerd zoals blijkt uit een notariële akte uit 1813 waarin de huwelijkse voorwaarden worden beschreven van haar tweede huwelijk.

Dit verhaal is niet compleet en krijgt vanwege lengte nog een vervolg, er zit nog een bijzonder slot aan vast, klik hier.

, , , , , , , , , , ,

Een reactie plaatsen

Aiso van Boelens

Voor me ligt opnieuw een kopie van een oude akte uit het jaar 1789, die handelt over de confiscatie van de goederen van Aiso van Boelens. Zo af en toe komt ook deze akte weer eens voor het voetlicht. Jammer om er niets mee te doen, dus vandaar.

Aiso van Boelens werd op 14 oktober 1760 in Hardegarijp geboren als zoon van Boelardus Augustinus van Boelens en Antje Melles (Mellinga). Zijn vader, die uit een vooraanstaande familie kwam, zoon van de Raadsheer Ayso van Boelens en diens eerste echtgenote Rinske Lycklema à Nijeholt, moet als een blok voor Aiso’s moeder Antje Melles zijn gevallen. Zij was een dochter van de schoenlapper Melle Melles uit Hardegarijp, die in het jaar 1749 nauwelijks de kost kon verdienen. Er was een groot standsverschil tussen beide families. Of Boelardus Augustinus daarover ruzie heeft gehad in zijn familie, dat is me niet bekend. Wel is het zo dat hij pas op 5 april 1771 officieel met zijn Antje trouwde. Ze hadden toen al vijf kinderen, die bij dat huwelijk werden gewettigd. De kinderen werden nog een paar jaar later gedoopt in Hardegarijp.

De jonge Aiso Boelens kende dus de rijke kant van Friesland via zijn vaders familie en de arme kant via zijn moeders familie. Hij kreeg wel de gelegenheid te studeren (rechtenstudie).  Hij werd Volmacht ten Landdage als eigenerfde voor de grietenij Ooststellingwerf. In augustus / september 1787 was hij betrokken bij de revolutie tegen de bestaande Friese regering en de Prins van Oranje, hij was patriot en actief in de tegenregering te Franeker. Of zijn achtergrond (arm-rijk) daarbij heeft meegespeeld? Wie weet. Echter, Pruisische interventietroepen verjaagden de patriotten en Aiso kwam in de problemen.

Op 16 oktober 1787 namen de Staten van Friesland het volgende besluit dat een paar dagen later in de krant werd gepubliceerd:

“De STAATEN VAN VRIESLANDT, Allen den geenen, die deezen zullen zien ofte hooren leezen, SALUT; Doen te weeten:

Alzo aan Ons, zoo uit ingekomene bewyzen als anderszins genoegzaam is gebleken, dat Horatius Allard Hiddema van Knijff (Ferwerd), Sicco Douwe van Aylva (Holwerd), Coert Lambertus van Beyma (Ternaard), Ernst Frans van Aylva (Weidum), Arend Julianus Carel de Bere (Koudum), Jan Roorda, Ayso Boelens, Broer Feenstra, Harmanus Zaggheus Attema, Willem Hogenbrug, Pieter Breugeman (Dokkum) en Reinder van Kleffens, geweezen Leeden van Onze Staatsvergadering, zig in de onlangs plaats gehad hebbende oproerige bewegingen binnen deeze Provincie hebben gemengd, niet alleen, maar ook daar van de Hoofdbeleyders zijn geweest, en met vertreeding der bezworene Constitutie en ’s Lands fundamenteele wetten, zig op eene hooggaande wyze tegen Ons en tegens de Hoogheid des Lands hebben vergreepen”.

In het vervolg van deze publicatie werd gesteld dat het oogmerk van genoemde heren was mislukt en dat zij met verlating van hun posten gevlucht waren en zich daarmee aan de rechtsgang hadden onttrokken. Wegens hun verregaand wangedrag  werden de heren verklaard te zijn vervallen van al hun hoge posten. Verder werden ze inhabel (onbekwaam) verklaard om ooit weer op een hoge post verkozen te kunnen worden. Ook werden alle stemcedullen (stembiljetten) waarop ooit deze personen waren vermeld ongeldig verklaard. Daarnaast werden ze uit hun stemrecht ontzet. Als de genoemde personen echter binnen drie maanden voor de rechter zouden verschijnen en hun onschuld konden bewijzen, dan zou dit besluit worden vernietigd. Bron: Leeuwarder courant 20 oktober 1787.

Aiso werd opgeroepen om zich op 15 januari 1788 te melden bij de rechtbank in Leeuwarden. De boedel van Aiso werd in bewaring genomen en er werd een sequester, Dr. Cornelis Schulz, aangesteld. Vervolgens besloot het Hof van Friesland op 3 februari 1788 om Jan Poppe Andrae van Haren tot commissaris te benoemen. Van Haren  moest een curator over de boedel gaan zoeken. Bovendien werd besloten dat als Aiso zich niet binnen een jaar bij het Hof meldde zijn bezittingen  zouden worden geconfisqueerd en aan “den Lande” vervallen. Aiso had die rechtsgang echter niet afgewacht en was gevlucht, eerst naar Ameland en daarna naar de omgeving van Bremen. Ook Eise Eisinga, de man van het Planetarium, vluchtte naar Duitsland. Een dik jaar later, op 30 maart 1789, kreeg de procedure tegen Aiso een vervolg. Hij had zich niet gemeld en zijn goederen waren geconfisqueerd. Van Haren was van plan op die datum een curator te benoemen die de goederen te gelde moest brengen. Belanghebbenden konden zich melden in de vertrekkamer van de Kanselerij in Leeuwarden.

Op 2 april 1789 verhuurde de sequester  Schultz het huis te Makkinga waar Aiso in had gewoond alvast voor de duur van een jaar. Op 9 juli 1789 werden vervolgens de bezittingen van Aiso van Boelens geveild ten huize van Johannes Schurer te Makkinga. In totaal werden er zestien percelen geveild, waaronder “een heerlyke ZATHE en LANDEN, met de Nieuwgebouwde Heeren Huizinge en het jong aangelegd Appelhof te Makkinga”. Verder nog bouwland, weiland, hooiland, een paar bosjes, een hornleger met huis en schuur en de “geregte helfte van een deftige HUIZINGE en HOVINGE” in Haule. Daarin zie je de erfenis van de Boelens-familie en misschien nog wel meer die van de Lycklama à Nijeholt familie terug.

In dezelfde krant waarin de verkoping werd aangekondigd staan tevens advertenties betreffende de verkoop van het geconfisqueerde bezit van Hiddema van Knijff, Van Beyma, De Beere,  Breugeman en de beide heren Van Aylva.

Intussen woonde Aiso in Leesum (bij Bremen) en hij trouwde in juli 1791 met Elise Pratje, een dochter van Johann Heinrich Pratje, superintendent-generaal en consistorieraad in het hertogdom Bremen, en diens echtgenote Sophia Juliana Platen. In Leesum werden twee zoons geboren.

Intussen was de politieke toestand veranderd, Prins Willem zat in Engeland en de Bataafse republiek was uitgeroepen op 19 januari 1795. Op 23 juni 1795 zou Aiso worden benoemd in de Friese regering als representant van Ooststellingwerf. Hij was echter niet op tijd terug uit Saint Omer, waar toen veel van de gevluchte patriotten woonden, waardoor hij de eed niet kon afleggen. Op 10 augustus van dat jaar werd hij wel als representant genoemd. Op 30 maart 1799 werd hij zelfs geïnstalleerd als lid van het Departementaal Bestuur van de Eems, vertegenwoordigende ring IV (Drachten). De man die in 1787 “inhabel” was verklaard kreeg nu één van de hoogste functies in de Bataafse republiek.

Aiso probeerde schadevergoeding te krijgen voor de periode dat hij in ballingschap verkeerde maar zag daarvan toch weer af. Hij liet een advertentie in de Leeuwarder Courant plaatsen:

Aan de COMMISSIE uit het Provinciael Bestuur van Friesland, ter reegeling der SCHAADEVERGOEDING aan Particulieren , door de gevolgen der Omwenteling in 1787 veroorzaakt.

BURGERS!

IK heb in den gepasseerden Jaare aan eene Commissie uit de Repraesentanten opgegeven, een gedeelte der Schadens, welke my door de gevolgen der omwenteling in 1787, in myn ruim zeeven Jaarige Ballingschap zyn overgekomen: Ik hoopte toen dat dit gedeelte myner vordering op eene wyze, overeenkomstig myne begrippen van regt, voldaan zoude worden; dan deze hoop is thans verdweenen, dy weg dien men thans inslaat loopt tegens deze myne begrippen in, dus moet ik, de inspraak van geweeten volgende, van myne vordering afzien, my die geledene Schadens geduldig getroosten, en Ulieden dus verzoeken van myn Naam op de Lyst der op deeze manier Schadevergoeding begeerende uit te schrabben. Ik ben, &c.

BAKKEVEEN den 17 Juny 1797

BURGERS! Ulieder Medeburger, A. van BOELENS.

Hij zal wel op een andere manier zijn gram hebben gehaald, maar dat is me verder niet bekend. In Leeuwarden werd nog een derde kind, een dochter, geboren. Aiso heeft niet meer de overgang van de Bataafse republiek naar het Bataafse gemenebest meegemaakt. Hij overleed begin januari 1801 in Leeuwarden, na volgens zijn weduwe een “smertvol en pynlyk Leeven” en ”na zints meer dan een half jaar met byna ondraagelyke pynen geworsteld te hebben”.

overlijdensadvertentie Aiso van Boelens

overlijdensadvertentie Aiso van Boelens

Zijn weduwe hertrouwde bijna drie jaar later met Johannes Lambertus Huber. Huber was na het mislukken van de opstand der patriotten ook gevlucht en woonde een tijdlang in St. Omer in de kop van Frankrijk, waar hij secretaris was van de hierboven al genoemde patriot Coert Lambertus van Beyma. Na 1795 bekleedde Huber weer allerlei hoge functies in de Bataafse republiek. Na de Franse tijd werd hij in 1816 benoemd tot Grietman van Het Bildt.

, , , , , , , , , , , , , , , , ,

Een reactie plaatsen

De appel valt …….

Dit is het slotartikel uit de serie betreffende Folkert van Loon, voor de eerste publicatie klik hier en voor de tweede klik hier. Deze aflevering behandelt het nageslacht van Folkert van Loon.

In 1953 schreef S.J. van der Molen in één van zijn artikelen over Folkert van Loon: “Leven er nog nakomelingen van deze intelligente en kundige landsman? “. Daar ben ik maar eens in gedoken. Eerst een gezinsstaat van Folkert van Loon.

Folkert van Loon, houthandelaar, zuivelhandelaar, grietenijsecretaris van Rauwerderhem, belastingontvanger in Rauwerderhem en later in Dokkum, maire van Rauwerderhem, later assessor van die gemeente en tenslotte constructeur, geboren te Harlingen op 6 december 1775, wonende in Leeuwarden, Irnsum, Dokkum en Harlingen, overleden te Leeuwarden op 13 december 1840, 65 jaar oud, zoon van Nicolaas van Loon en Trijntje Schellingwou.

Folkert is getrouwd te Schingen op 27 december 1795, op 20-jarige leeftijd (1) met Hiske Dirks Stedehouwer (21 jaar oud), geboren te Dronrijp op 27 januari 1774, gedoopt te Schingen op 20 maart 1774, overleden te Irnsum op 21 januari 1804, 29 jaar oud, dochter van Dirk Scheltes en Sybrigje Jelkes.

Uit dit eerste huwelijk:

1 … van Loon, begraven te Leeuwarden op 15 december 1796 (Jacobijnerkerkhof).

Folkert van Loon is getrouwd te Leeuwarden op 24 maart 1807, op 31-jarige leeftijd (2) met Jelliana Anna Coulon (18 jaar oud), geboren te Leeuwarden op 16 juli 1788, gedoopt aldaar op 30 juli 1788, overleden aldaar op 10 juni 1842, 53 jaar oud, dochter van Carel Willem Coulon en Geertruida Lamina Reen.

Uit dit tweede huwelijk:

2 Geertruida Lamina Reen van Loon, geboren te Leeuwarden op 13 juli 1809, gedoopt aldaar op 16 augustus 1809, ongehuwd overleden aldaar op 5 augustus 1876, 67 jaar oud.

3 Nicolaas Arnoldus van Loon, geboren te Irnsum op 12 januari 1811, overleden te Vollenhove op 13 januari 1820 (in het huis van Adriaan Hoen staande op de Kerkplaats nr. 9), 9 jaar oud.

4 Catharina Schellingwou van Loon, geboren te Irnsum op 7 oktober 1812, overleden te Wolvega op 3 februari 1892, 79 jaar oud. Catharina is getrouwd te Leeuwarden op 12 juni 1844, op 31-jarige leeftijd met Martinus Miedema (42 jaar oud), koopman, fabrikant van aardewerk en turfbriketten, geboren te Leeuwarden op 17 oktober 1801, gedoopt te Franeker op 4 november 1801, overleden aldaar op 14 januari 1865, 63 jaar oud, zoon van Berend Miedema en Dirkje Davids van Batelus. Martinus is eerder getrouwd te Leeuwarden op 13 december 1826, op 25-jarige leeftijd met Fetje Dorama (ongeveer 18 jaar oud), geboren te Leeuwarden op 22 april 1808, gedoopt aldaar op 18 mei 1808, overleden aldaar op 27 januari 1842, 33 jaar oud, dochter van Rinse Jans Dorama en Engeltje Klazes de Vries.

5 Carolina Rinskia van Loon, geboren te Irnsum op 17 augustus 1814, overleden op 29 november 1859 te Amsterdam, 45 jaar oud. Carolina is getrouwd te Leeuwarden op 1 juni 1842, op 27-jarige leeftijd met Pieter Kramer (23 jaar oud), leerlooier, koopman en handelsreiziger, geboren te Leeuwarden op 15 augustus 1818, overleden te Den Haag op 19 mei 1901, 82 jaar oud, zoon van Lodewijk Kramer en Hiltje van der Meer.

6 Carel Willem Coulon van Loon, tabaksfabrikant, winkelier, koopman en kunstdraaier, geboren te Irnsum op 16 september 1816, wonende in Leeuwarden, Gorredijk en in Sneek, overleden te Sneek op 9 juli 1848, 31 jaar oud. Carel is getrouwd te Leeuwarden op 29 december 1841, op 25-jarige leeftijd met Foekje van der Kooi (19 jaar oud), geboren op 9 februari 1822 te Dronrijp, overleden te Nieuweramstel op 27 december 1893, 71 jaar oud, dochter van Binne Klazes van der Kooi en Hester Mulder. Foekje is getrouwd (2) te Amsterdam op 9 februari 1859 op 37-jarige leeftijd met Anton Frederik Arnoldus Eger, (21 jaar oud), pakhuisknecht en werkman, geboren op 8 februari 1838 te Utrecht, overleden op 12 februari 1920 te Amsterdam, 82 jaar oud, zoon van Jan Frederik Eger en Maria Marianne Maigret.

7 Rinskia Coulon van Loon, breidster, geboren te Irnsum op 7 mei 1819, wonende in Leeuwarden, Gorredijk en Sneek, ongehuwd overleden te Sneek op 2 augustus 1850, 31 jaar oud.

8 Nicolaas Arnoldus van Loon, tabakskerver, kunstschilder en tekenmeester, geboren te Dokkum op 15 oktober 1823, wonende in Leeuwarden, Harlingen, Gorredijk en Dokkum, ongehuwd overleden aldaar op 12 februari 1863, 39 jaar oud.

Een aantal bijzonderheden:

  1. Volgens de website van Irnsum ->ga naar “Mensen” is Hiske Dirks Stedehouwer overleden toen ze een miskraam kreeg. Verder zou het echtpaar Van Loon – Stedehouwer kinderloos zijn. Op 15 december 1796 liet Folkert echter ook al een kind begraven op het Jacobijnerkerkhof in Leeuwarden.
  2. Algemeen vond ik op internet een aantal publicaties die stellen dat Folkert en Jelliana acht kinderen kregen. Ik heb er slechts zeven kunnen vinden. Misschien heeft men het kind uit het eerste huwelijk meegeteld. Wie meer weet: stuur een reactie.
  3. Dochter Geertruida Lamina woonde in Leeuwarden. Van 1851 tot 1856 woonde haar jongste broer Nicolaas bij haar in.
  4. Nicolaas Arnoldus, de oudste zoon, geboren in 1811, overleed in 1820 in Vollenhove. Daar was hij door zijn ouders in de kostschool van Adrianus Hoen geplaatst. Zie verder de website van Irnsum, klik hier.
    De grafsteen van deze Nicolaas is bewaard gebleven en lag eerst in de N.H.-kerk van Irnsum maar is nu terug te vinden bij de Doopsgezinde kerk in Irnsum.
  5. Over Catharina Schellingwou van Loon schreef ik al kort in de vorige publicatie. Zij en Martinus Miedema kregen twee levenloos geboren kinderen.
  6. Carel Willem Coulon van Loon en zijn vrouw Foekje van der Kooi woonden eerst ook in Leeuwarden. In 1841 adverteerde Carel Willem in de Leeuwarder Courant als eigenaar van een tabaksfabriek aan de Korenmarkt in Leeuwarden, terwijl hij tevens sigaren, snuif, koffie, thee en sterke drank verkocht. In 1843 werd deze fabriek met andere handel echter al weer bij boelgoed verkocht. Daarna ging hij in Gorredijk wonen. In die plaats kwamen ook zijn zuster Rinskia en broer Nicolaas wonen. Misschien woonden ze in hetzelfde huis. Carel was winkelier in Gorredijk. Na enige tijd vertrok hij naar Sneek. Hij overleed daar en was toen kunstdraaier. Carel en Foekje kregen geen kinderen. Na Carels overlijden verwierpen zijn broers en zusters de erfenis, de schuld was te groot. Vrouw Foekje, een dochter van een vroed- en heelmeester, vertrok naar Amsterdam waar ze hertrouwde.
  7. Rinskia woonde waarschijnlijk bij haar broer Carel Willem in. Toen Carel uit Gorredijk naar Sneek vertrok ging Rinskia mee. Ze overleed ongehuwd als breidster.
  8. De jongste zoon, ook een Nicolaas Arnoldus woonde in zijn jongere jaren in Gorredijk. In december 1848 werd aan hem handlichting verleend door de rechtbank. Hij was toen tabakskerver en bezig met het oprichten van een tabakskerverij. Vermoedelijk deed hij dit samen met zijn broer Carel Willem. De tabakskerverij business is waarschijnlijk mislukt. In 1850 woonde Nicolaas in Dokkum, misschien eerst bij zijn zuster Carolina en diens man Pieter Kramer. Als beroep werd in 1850 kunstschilder vermeld. Nicolaas vertrok in 1851 uit Dokkum naar Leeuwarden en woonde daar in bij zijn oudste zuster Geertruida. In 1856 vertrok hij naar Harlingen, maar een paar jaar later overleed hij ongehuwd in Dokkum. Als beroep werd toen tekenmeester vermeld. Het Fries Museum bewaart één van zijn weken: “Zeilend schip op woeste golven”. In het Fries Scheepvaartmuseum wordt bewaard een “schoorsteenstuk met voorstelling van een beurtschip en een roeiboot”. Klik hier.Toen Nicolaas in Dokkum overleed werd aangifte van overlijden gedaan door Johan Hendrik Vogel, vader in het armengesticht. Daarmee is niet gezegd dat Nicolaas in het armengesticht is overleden. Vogel was ook kastenmaker en misschien beschilderde Nicolaas de kasten wel.

Geen van deze kinderen van Folkert van Loon liet nageslacht na. Alleen dochter Carolina Rinskia deed dat wel. Ze trouwde met de koopman Pieter Lodewijk Kramer. Het paar woonde in Leeuwarden en Dokkum maar vestigde zich later in Amsterdam. Pieter en Carolina kregen voor zover aan mij bekend drie kinderen.

Hun jongste, dochter Jelliana Anna Kramer, kwam later in Friesland terug en trouwde met de kruidenier Lodewijk Adriani, een halfneef. Ze vestigden zich in Wolvega, maar vertrokken later waarschijnlijk naar de omgeving van Apeldoorn.

De oudste zoon Lodewijk Hendrik Kramer vertrok naar Nederlands Indië waar hij onderwijzer en later hoofdonderwijzer was. Zijn nageslacht ga ik hier niet uitvoerig behandelen, dit in verband met privacy redenen. De bekende orthopedisch chirurg Willem Leendert Harmsen (1902-1988) uit Zwolle behoort tot dit nageslacht. Zoeken op internet met de zoekterm “Willem Leendert Harmsen” is voldoende om een “In memoriam” te vinden.

Het middelste kind, zoon Folkert Nicolaas, verbleef ook een periode in Nederlands Indië, maar vestigde zich later in Amsterdam. Ook van hem werk ik het nageslacht om dezelfde reden niet uitvoerig uit. Een uitzondering maak ik voor de bekende architect Pieter Lodewijk Kramer (1881-1961), beter bekend als Piet Kramer. Hij behoorde tot de zogenaamde Amsterdamse school. Zijn bekendste ontwerp is De Bijenkorf in Den Haag. Ook ontwierp hij honderden bruggen voor de stad Amsterdam, er is zelfs een brug naar hem genoemd. Voor meer informatie klik hier.

Een zoon van Piet Kramer is de eveneens bekende Friso Kramer, industrieel ontwerper. Voor meer informatie klik hier.

Zo loopt er dan een geslachtslijn van uitvinder en ontwerper Folkert van Loon naar architect Piet Kramer en naar Friso Kramer, industrieel ontwerper. De appel valt soms niet ver van de boom, dat blijkt maar weer.

Literatuur:

Behalve de reeds aangegeven links:

Algemene Konst- en Letterbode 1841 no 12 d.d. 12-03-1741 f. 179, no 14 d.d. 26-03-1841 f. 212 en no 15 d.d. 02-04-1841 f. 226

Website Irnsum, klik hier.

Boekrecensie van de NRC, klik hier.

In het eerste artikel heb ik aangegeven dat er heel veel informatie over Folkert van Loon terug is te vinden, wat een reden voor mij was om beknopt te zijn. Wie (bijna) alles over Folkert van Loon wil weten, zeer uitvoerig, klik hier.

, , , , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Een reactie plaatsen