Archief voor mei, 2013

“Amerikaan” in Blokzijl

Als ik een ruime cirkel trek van afstammelingen rondom mijn familie van moederskant dan vind ik aan de buitenste rand van die cirkel een familie met de achternaam De Jonge, die in de 19e eeuw in Blokzijl woonde. Hendrik de Jonge (1811-1898) staat ingeschreven als schipper, arbeider en als koopman in groente. Hendrik woonde aan de Zuiderstraat in Blokzijl. Een zoon, Pieter de Jonge (1843-1926), ook met een varend beroep, ging in Amsterdam wonen. Daar trouwde hij met een meisje dat afkomstig was uit Kuinre, Harmina Johanna Boersma (1842-v1915), een dochter van Kornelis Boersma en Johanna Glastra. In 1876 werd in Amsterdam hun dochter Harmina Johanna de Jonge geboren. Deze Harmina trouwde in 1896 in Amsterdam met Gerard Leonard Steenks, kunstschilder.

Hoewel Gerard Steenks niet uit een schippersfamilie kwam heeft hij in zijn leven ontzettend veel oceaanwater gezien. Hij was een zoon van Arij Steenks en Magdalena Margaretha de Cocq en werd in 1866 in Monster geboren. Zijn moeder overleed in 1873 waarna zijn vader al heel gauw hertrouwde met Barta Kornelia Boersma, uit Kuinre afkomstig, een andere dochter van Kornelis Boersma en Johanna Glastra. Gerard Steenks trouwde dus met een tantezegger van zijn stiefmoeder.

Samen met zijn vader, stiefmoeder en een aantal broers en halfbroers is hij in 1884 geëmigreerd naar de Verenigde Staten, bestemming Brooklyn. Zijn vader trok verder westwaarts en belandde in Springfield Illinois. Gerard zag het ruige leven in Illinois niet zo zitten en bleef in Brooklyn waar hij een kunstopleiding volgde. Na afloop daarvan ging Gerard terug naar Nederland. Maar hij keerde terug naar Brooklyn in 1890. Daar richtte hij een studio in waar hij zijn werk kon schilderen. Tussen 1891 en maart 1896 reisde hij echter nog een aantal malen heen en weer tussen de USA en Nederland. Het lijkt wel alsof hij zijn draai nergens goed kon vinden.

G.L. Steenks - kreeftsalade -

G.L. Steenks – kreeftsalade –

Steenks schilderde in hoofdzaak stillevens en daarmee werd hij bekend in Brooklyn. In Amerikaanse kranten uit die tijd wordt hij regelmatig vermeld. Vaak met een beschrijving van het werk dat hij gemaakt had. Uit al die artikelen wordt duidelijk dat Steenks allerlei snuisterijen en antieke goederen, waaronder een oude klok, vanuit Nederland meenam naar Amerika. Uit artikelen in de Amerikaanse kranten blijkt dat zijn studio eruit zag als een Nederlands interieur, men waande zich in Holland als men zijn studio bezocht. Al die goederen gebruikte hij voor zijn stillevens. Er wordt melding gemaakt van Delfts aardewerk, Chinees porselein, geel- en roodkoperen gebruiksvoorwerpen, antieke meubelen, vijzels, potten en pannen en nog veel meer goederen met een Hollands karakter. Hij schilderde die voorwerpen vaak in combinatie met fruit, vlees of vis. Maar ook schilderde hij interieurs, soms met personen, en landschappen. Nederlandse landschappen dan wel te verstaan.

G.L. Steenks -landschap met smederij-

G.L. Steenks -landschap met smederij-

In die artikelen is er steeds sprake van dat Steenks een uitstekend oog had voor kleurencombinaties, dat de metalen voorwerpen die hij schilderde een natuurlijke glans vertoonden. Een schrijver is zelfs van mening dat er in Amerika hooguit twee of drie kunstschilders zijn, misschien wel geen één, die Steenks in dit soort stillevens overtreffen.

Zoals geschreven, Steenks bleef aan het heen en weer reizen tussen zijn vaderland en Amerika. Steeds bracht hij weer nieuwe curiosa en antiquiteiten mee. Hij ging ook een aantal keren terug naar Nederland om de bloeiende bollenvelden te schilderen en ook om zijn grootvader (Dirk Abram de Cocq) te bezoeken. In een krantenartikel staat waarschijnlijk de best mogelijke typering voor Steenks: “ ……….. or rather he is a transplanted painter from Amsterdam, flourishing like an imported Dutch tulip, set out in Brooklyn soil”, een getransplanteerde schilder uit Amsterdam, bloeiend als een geïmporteerde Nederlandse tulp, geplant in Brooklyn’s bodem.

In maart 1896 krijgt een kunstgalerie in Brooklyn de opdracht om alle schilderijen van Steenks te verkopen. Hij gaat terug naar Nederland. Al gauw verschijnen de berichten dat hij in Nederland zal trouwen met een meisje dat geen woord Engels spreekt. In de huwelijksakte in Amsterdam staat vermeld dat Steenks woonachtig was in Brooklyn, maar tijdelijk verbleef in Nederland. Samen met zijn verse echtgenote kwam Steenks in oktober 1896 opnieuw aan in Brooklyn. Vanaf dat moment melden de Amerikaanse schrijvers dat Steenks ook interieurs schildert, nu vaak met een meisje dat huishoudelijk werk doet. Eén keer volgt er een vermelding dat echtgenote Harmina als model had gediend.

Weer had Steenks geen rust en er volgen steeds meer vermeldingen dat hij zich in Parijs wil vestigen. In 1898 vertrekt Steenks definitief met zijn echtgenote uit Brooklyn om zich in Parijs te vestigen. Ze gaan echter eerst naar Amsterdam. Ook nu blijven de Amerikaanse kranten hem volgen, hij was een kunstenaar van naam. Al gauw komt het bericht dat Steenks wel naar Parijs is geweest, maar zich daar niet heeft gevestigd. Hij heeft eerst zijn grootvader (de Cocq), die stervende was, verzorgd. Steenks woont dan een aantal jaren in Amsterdam. Zo langzamerhand beginnen de Amerikanen het contact te verliezen, men hoort bijna niets meer uit Nederland. Steenks schildert nog wel, maar bij lange niet meer zoveel als in zijn Amerikaanse tijd, hij verkeert tevens in minder florissante omstandigheden. Wat dat precies inhoudt staat niet beschreven.

Parijs ging niet door, het werd Blokzijl waar Gerard en Harmina zich vestigden. In april 1902 kwamen ze wonen aan de Zuiderkade in die plaats. Steenks had zijn Parijse droom niet opgegeven, want ook in Blokzijl vond ik een vermelding dat hij van plan was zich in de Franse hoofdstad te vestigen. Maar ook hier staat in 1906 aangetekend: “Is niet vertrokken”. In mei 1907 volgde wel een verhuizing, nu naar Baarlo. Zo ongeveer alles buiten de stadsgrachten van Blokzijl is Baarlo, dus ver weg is hij niet gegaan. In 1913 verhuisde hij opnieuw, vanuit Baarlo terug naar Blokzijl. Het adres werd Rietvink 18 in Blokzijl, hoewel de Rietvink eigenlijk ook niet behoorde tot Blokzijl maar tot het Ambt Vollenhove. Vanaf de Rietvink keek je over de gracht uit op het stadsgezicht van Blokzijl.

huize Steenks

huize Steenks

Gerard Leonard Steenks overleed in 1926 in Blokzijl, maar werd begraven op de begraafplaats Oud Eik en Duinen in Den Haag. Zijn echtgenote bleef in Blokzijl wonen. In februari 1932 werd “Huize Steenks” in Blokzijl te koop of te huur aangeboden “zeer geschikt voor hotel enz.”, oppervlak terrein 600 m2. Ook waren te koop een antieke glazen kast, kastje, stoelen enz.  In april 1941 kwamen Gedeputeerde staten en Burgemeesters en Wethouders een kijkje nemen in Huize Steenks. Men was bezig met de grenzen van Blokzijl. In 1955 werd in de Kamer van Koophandel een bedrijf met de naam “Huize Steenks” te Blokzijl ingeschreven als handel in tweedehands goederen en antiquiteiten enz. Harmina overleed in 1962 in Zwolle en werd ook begraven in Den Haag. In mei 1963 werd het huis op de Rietvink nr. 18 in Blokzijl verkocht, laatstelijk bewoond door Mevr. H. Steenks – de Jonge. In datzelfde jaar werd het bedrijf “Huize Steenks” weer uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Daarna blijft het stil rondom Steenks. Hij en zijn vrouw hadden geen kinderen.

Wat rest is een grote grafzerk in Den Haag met een buste van Steenks. Voor een overzicht klik hier

Het grafschrift luidt:

grafschrift Steenks - de Jonge -

grafschrift Steenks – de Jonge –

Dan blijft nog de vraag of er iets van het werk van Steenks is terug te vinden. In Brooklyn werd hij zeer gewaardeerd en daar zijn waarschijnlijk ook de meeste werken verkocht. In Amerika vindt je tegenwoordig dan ook nog af en toe een vermelding van een verkoop, waarbij de prijzen tussen de 800 en 7000 (en ook nog meer) dollar variëren. In de Nederlandse annalen komt Steenks eigenlijk niet voor. Beter gezegd, ik kan in Nederland niets van hem vinden. De Amerikanen noemen hem een Amerikaanse schilder en zeer hardnekkig wordt zijn geboortejaar foutief als het jaar 1847 aangegeven, het was 1866. Een “Amerikaan” met een grote naam aan het eind van de negentiende eeuw als schilder van stillevens en landschappen met een Hollandse sfeer vond uiteindelijk zijn plaats in het rustieke, maar ook schilderachtige Blokzijl. Zijn echtgenote, wiens voorouders uit Blokzijl kwamen, zal mede invloed hebben gehad op die keuze.

Volgens zijn grafschrift leidde Steenks een leven in zorgen, met een smartvol lijden. Misschien bestond zijn moeite daar wel uit dat hij zijn droom, Parijs, niet heeft kunnen realiseren. Misschien heeft een kwaal die hem kan hebben getroffen dat uiteindelijk verhinderd, het blijft gissen.

Betreffende Steenks volgen nog twee afleveringen, een tijdlijn met daarin de bronnen, klik hier en een uitwerking van zijn familie, klik hier.

, , , , , , , , , , , , , , , , , , , ,

Een reactie plaatsen

Op de rol (5)

Joeke  Feitzes, een boer wonende op het Gatehiem onder het behoor van Oudega (Smallingerland) liep maar eens naar Bartel Melles toe. Joeke wilde een praatje aanknopen en een pijp aansteken. Bartel zat of stond boven op een hooiwagen in de Bolderen, de mieden (hooilanden) onder Garijp. Maar Bartel was weinig spraakzaam en was “zeer gealtereerd” (erg ontdaan). Joeke zag dat omdat “het kin hem (Bartel) wacker beevde”. Dat soort uitdrukkingen noemen we Bokwerders, dat is een letterlijke vertaling van het Fries naar het Nederlands, waardoor het begrip een volkomen irrelevante betekenis krijgt in het Nederlands. Bedoeld is dat de kin van Bartel behoorlijk beefde. Met zo’n bevend kin kun je moeilijk een pijp opsteken.

Er was ook wel het één en ander aan voorafgegaan. Joeke  Feitzes, ongeveer 41 of 42 jaar oud, was samen met zijn echtgenote Janke Tjeerds, 36 jaar oud, vlak na Sint Jacob 1738 (25 juli) van zijn woning, het Gatehiem, op een boerenwagen naar de mieden onder Garijp / Oudega gereden om hun laatste voer hooi op te halen. Omstreeks het middaguur kwamen ze daar aan bij de mieden van Bartel Melles, boer uit Garijp. Bartel had nog zeventien raken hooi op het land staan. In die mieden stond nog een boerenwagen. Bij die wagen lag een vrouw op de grond, dat zagen Joeke en Janke aan een arm bij het achterste wiel van die wagen. Toen ze dichterbij kwamen zagen ze ook dat daar een man op de knieën zat, “hebbende de broek affgestroken, hangende het hemd over dezelve”. Korte tijd later ging de man liggen en aan alles konden Joeke en zijn vrouw zien wat daar gebeurde, nadere toelichting is niet nodig. Joeke en Janke kwamen steeds dichterbij. Ze zagen dat het Bartel Melles en zijn dienstmeid Ymkje  Feitzes waren die daar actief waren. Bartel kreeg de naderende wagen ook in de kijker en hij stond op “hebbende zijn beide handen aan de broek” terwijl zijn hemd opwaaide, “scheurende geweldigh ’t hembd in de broek te bestoppen”. Bartel rende om de wagen heen, maar kon zich nergens verstoppen, het was midden in het open veld. Bartel bond toen de broek maar op, staande voor zijn wagen, waarna hij op de wagen klom. Daar ging Joeke ook maar eens naar toe voor een praatje en om een pijpje te roken. Zoals geschreven, veel kwam er niet uit Bartel, hij was “zeer gealtereert” en zijn kin “beevde wacker”.

de Bolderen

de Bolderen

Joeke ging daarom maar eens bij zijn schapen kijken en Janke zocht Ymkje op. Ymkje lag intussen te slapen in een hooiopper. Janke vroeg aan Ymkje of haar bazin (de vrouw van Bartel) al bevallen was. Ymkje antwoordde dat deze “verleden saterdagh drie weken geleden” in de kraam was gekomen. Janke Tjeerds en Ymkje Feitzes waren familie, Ymkje was een dochter van een volle neef van Janke.

Het nieuwtje zal wel als een lopend vuurtje door Garijp en Oudega zijn gegaan. Het duurde echter nog tot begin maart 1739 voordat het gerecht van Tietjerksteradeel zich ermee ging bemoeien. Joeke en Janke werden als getuigen gehoord. Ze verklaarden wat hierboven is uitgewerkt. Bartel Melles werd ook gehoord en hij bekende alles, ook dat zijn wettige echtgenote nog in leven was. Hij kwam op de rol van het Hof van Friesland en op 11 april 1739 werd het vonnis uitgesproken. Bartel werd veroordeeld voor het plegen van overspel. Hij werd op het schavot “wel strengelijk gegeselt” en hij werd voor de tijd van drie jaar verbannen uit Friesland, hij moest Leeuwarden nog diezelfde dag verlaten en Friesland binnen drie dagen. Met een pijnlijke rug van de geseling is Bartel naar huis gegaan in Garijp. De boodschap thuis was niet vrolijk, hij moest binnen drie dagen Garijp verlaten. Daarmee kwam een eind aan het boerenbedrijf van Bartel Melles. Na een boelgoed werd het spul verlaten.

Bartel duikt later weer op in Visvliet, net over de Friese grens, de plaats waar veel bannelingen terecht kwamen. Bartels echtgenote Ybeltje Alles ging mee, ze kon ook niet veel anders. In Visvliet werden drie kinderen gedoopt, in Garijp waren eerder (voor 1739) al vier kinderen gedoopt. Op 17 februari 1753 werd opnieuw de boedelinventaris van Bartel en Ybeltje opgemaakt (gerecht Westerkwartier inv. nr 735-51). Ybeltje woonde in de Westerhorne (Grijpskerk). Zelf heb ik die akte niet ingezien, ‘k hoop dat ooit iemand anders dat gaan doen, ‘k houd me aanbevolen, zodat duidelijk wordt hoe goed of hoe slecht Bartel Melles uiteindelijk terecht is gekomen. Bartel was in 1752 of 1753 overleden en Ybeltje hertrouwde op 11 maart 1753 in Lutjegast met Wieger Egberts, toen afkomstig uit Noordhorn. Van de zeven kinderen van Bartel en Ybeltje is er voor zover ik heb kunnen nagaan slecht één volwassen geworden. Diens nageslacht vond ik terug in Munnekezijl, ook aan de Fries-Groningse  grens, nu aan de Friese kant. Ze kwamen redelijk goed terecht.

Hoe groot het berouw van Bartel was, dat staat nergens vermeld. Er staat ook nergens vermeld dat hij het niet heeft gehad. Dat er kinderen in Visvliet werden gedoopt licht misschien wel een tipje van de sluier op. Als je in onmin leefde met de predikant of kerkeraad kwam dat er meestal niet van. Duidelijk is dat overspel vroeger een zaak was van de strafrechter, het Hof had het er soms maar druk mee.

, , , , , , , , , , , , , , , , ,

1 reactie